6 Je moet bijvoorbeeld ten onrechte een onderpand hebben geëist van noodlijdende vrienden, ja, je moet mensen letterlijk en figuurlijk hebben uitgekleed.
7 Je moet de dorstigen water en de hongerigen brood hebben geweigerd,
8 terwijl je een vooraanstaand man was, een geëerd landeigenaar!
9 Je stuurde weduwen weg zonder hen te helpen en hebt wezen van hun rechten beroofd.
10-11 Daarom ben je nu omringd door valstrikken en word je geplaagd door onverwachte gevaren, duisternis en aanstormende rampen.
12 God is zo machtig, Hij woont hoger dan de hemelen, hoger dan de sterren.
13 Maar dan zeg jij: “Daarom kan Hij niet zien wat ik doe. Hoe kan Hij door de dikke duisternis heen iets beoordelen?