3 Wie zorgt voor de raven wanneer hun jongen tot God roepen en hongerig door het nest kruipen?
4 Weet u wanneer de berggeiten hun jongen werpen en de hinden moeten kalven?
5-6 Weet u hoeveel maanden zij moeten dragen voordat zij zich krommen om hun jongen te werpen en van die last verlost zijn?
7 Hun jongen groeien op in het open veld, waarna zij hun ouders verlaten en nooit meer bij hen terugkeren.
8 Wie laat de wilde ezels vrij rondlopen, wie heeft hun touwen losgemaakt?
9 Ik heb hun een leefgebied gegeven in de wildernis en de zoutvlakten.
10 Want zij lachen om het lawaai van de stad en het geschreeuw van drijvers.