4 Weet u wanneer de berggeiten hun jongen werpen en de hinden moeten kalven?
5-6 Weet u hoeveel maanden zij moeten dragen voordat zij zich krommen om hun jongen te werpen en van die last verlost zijn?
7 Hun jongen groeien op in het open veld, waarna zij hun ouders verlaten en nooit meer bij hen terugkeren.
8 Wie laat de wilde ezels vrij rondlopen, wie heeft hun touwen losgemaakt?
9 Ik heb hun een leefgebied gegeven in de wildernis en de zoutvlakten.
10 Want zij lachen om het lawaai van de stad en het geschreeuw van drijvers.
11 De bergweiden zijn hun grasland, daar zoeken zij naar groene blaadjes.