11 Er komt rook uit zijn neusgaten, net als uit een kookpot die op een fel brandend vuur staat.
12 Ja, zijn adem kan kolen laten ontbranden, vlammen schieten op uit zijn bek.
13 In zijn nek schuilt een angstaanjagende kracht die overal verschrikking zaait.
14 Zijn vlees is hard en stevig, niet zacht en vet.
15 Zijn hart is zo hard als rots, als een molensteen.
16 Als hij opstaat, slaat zelfs de sterkste mannen de angst om het hart. Zij vluchten weg voordat ze door hem worden verpletterd.
17 Een zwaard is een nutteloos wapen tegen hem en ook andere wapens halen niets uit.