13-14 God gaf hem bovendien nog eens zeven zonen en drie dochters. Zijn dochters heetten Jemima, Kezia en Kerenhappuch.
15 Nergens in het land waren zulke mooie vrouwen als de dochters van Job. Hun vader gaf hun ieder een stuk van de erfenis, net als hun broers.
16 Job leefde daarna nog honderdveertig jaar en maakte nog mee dat zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen werden geboren.
17 Ten slotte stierf hij op heel hoge leeftijd en tevreden met zijn leven.