4 Zijn kinderen bleven eenzaam en vertrapt achter en er was niemand die voor hen opkwam.
5 Zijn oogsten werden door hongerige mensen gestolen, zelfs het koren tussen de dorens, zijn rijkdom was een gemakkelijke prooi voor rovers.
6 Want onheil komt niet zomaar uit de aarde opzetten, moeilijkheden groeien niet uit de grond op.
7 Maar de mens wordt geboren voor moeite en ellende, net zo zeker als vonken omhoogschieten.
8 Ik geef je deze raad: ga naar God en leg Hem de situatie voor.
9 Want Hij doet machtige en onbegrijpelijke dingen, Hij verricht ontelbare wonderen.
10 Hij geeft regen op de aarde en voorziet de velden van water.