1 ‘In die tijd, wanneer Ik het lot van Juda en Jeruzalem verander,’ zegt de Here,
2 ‘zal Ik alle volken van de wereld verzamelen in het “Dal waar de Here oordeelt”. Ik zal daar een proces tegen hen aanspannen, omdat zij mijn volk kwaad hebben gedaan en mijn erfenis, Israël, over de hele wereld hebben verstrooid en mijn land onder elkaar hebben verdeeld.
3 Zij hebben een deel van mijn volk tot slaaf gemaakt en verhandelden een jongen voor een prostituee en een meisje voor genoeg wijn om dronken van te worden.
4 Probeer niet tussenbeide te komen, Tyrus en Sidon! Willen jullie wraak op Mij nemen, steden van de Filistijnen? Pas op of Ik zal snel terugslaan en de wraak op jullie eigen hoofden laten neerkomen!
5 Mijn zilver en goud en andere kostbare schatten hebben jullie weggenomen en naar de afgodentempels gebracht.
6 Jullie hebben de inwoners van Juda en Jeruzalem verkocht aan de Grieken die hen meenamen, ver weg naar hun eigen land.
7 Maar Ik zal hen weer terugbrengen uit al die plaatsen waarheen jullie hen hebben verkocht en Ik zal jullie je verdiende loon geven voor wat jullie hebben gedaan.