7 Onze voorouders zondigden, maar stierven voordat de oordelende hand zijn werk begon. Wij dragen nu de straf die zij verdienden!
8 Onze vroegere dienaars zijn ons nu de baas geworden, er is niemand overgebleven die ons kan redden.
9 Wij gaan de woestijn in om voedsel te zoeken, maar daarbij lopen wij het risico door de vijand te worden gedood.
10 Onze huid voelt heet aan, we hebben koorts door de honger.
11 Zij verkrachten de vrouwen van Jeruzalem en de meisjes in de steden van Juda.
12 Onze prinsen hebben zij opgehangen en zelfs bejaarde mannen worden met minachting behandeld.
13 Zij nemen jonge mannen mee om hun koren te malen en de kleine kinderen wankelen onder de zware lasten die zij moeten dragen.