1 Ninevé, het is met u gedaan! U bent al omringd door vijandelijke troepen. Bewaak de vesting, zet uitkijkposten uit, zet u schrap en vecht voor uw leven.
2 Want het land van Gods volk is geplunderd en zijn wijnranken zijn vernield na uw invallen. Maar de Here zal Israël in zijn vroegere glorie herstellen.
3 Kijk eens: rode schilden! En die soldaten hebben felrode uniformen aan. Het staal van de strijdwagens schittert als de wagens optrekken, de speren worden dreigend geheven.
4 De wagens razen over de wegen en jakkeren voort over de vlakten. Het zijn net fakkels, als bliksemschichten schieten zij voorbij.
5 De officieren moeten de aanval openen. Zij struikelen in hun haast, rennen naar de muren om de aanval af te slaan.
6 Maar het is al gebeurd! De sluizen en waterpoorten zijn open! De fundamenten van het paleis storten in!
7 De stad Ninevé ligt er onbeschermd bij, als een slavin wordt ze weggevoerd. De bevolking huilt, hun klagen klinkt als het gekoer van duiven. Van verdriet slaan zij zich op de borst.