3 U bent trots, omdat u in die hoge, ontoegankelijke rotskloven woont. U bluft: “Wie zou ons hier ooit kunnen bereiken?”
4 Bedrieg uzelf niet! Al vloog u zo hoog als een arend en bouwde u een nest tussen de sterren, Ik zou u daarvandaan naar beneden laten tuimelen,’ zegt de Here.
5 ‘Het zou voor u veel beter zijn geweest als er 's nachts dieven waren gekomen om u te beroven. Want die zouden niet alles hebben meegenomen. Als er druivenplukkers kwamen, zouden die dan niets overlaten?
6 Alle verborgen schatten van Esau's nakomelingen zullen worden opgespoord en meegenomen.
7 Al uw bondgenoten zullen zich tegen u keren en u uit uw land zetten. Zij zullen vrede beloven, maar zijn in werkelijkheid op uw ondergang uit. Uw beste vrienden zullen valstrikken voor u spannen en uw tegenmaatregelen zullen niets uithalen.
8 Op die dag,’ zegt de Here, ‘zal in Edom geen enkele wijze man meer worden gevonden. Want Ik zal de wijze mannen van Edom vullen met onverstand.
9 Ook de dappere soldaten uit Teman zullen verbijsterd zijn en niets kunnen doen om de slachtpartij op de bergen van Edom te voorkomen.