1 Voor alles bestaat een bepaalde tijd:
2 een tijd om te worden geboren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te oogsten,
3 een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om te verwoesten en een tijd om te herbouwen,
4 een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te treuren en een tijd om te dansen,
5 een tijd om stenen weg te gooien en een tijd om stenen bij elkaar te zoeken, een tijd om te omhelzen en een tijd om niet te omhelzen,
6 een tijd om te vinden en een tijd om te verliezen, een tijd om iets te bewaren en een tijd om iets weg te gooien,
7 een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om stil te zijn en een tijd om te spreken,