14 Zodra Simson in Lechi aankwam, liepen de Filistijnen hem juichend tegemoet. Maar de Geest van de Here kwam over Simson en gaf hem zo'n kracht dat de touwen om zijn armen als draadjes knapten en hij de handen vrij had!
15 Hij pakte een ezelskaak op van de grond en sloeg daarmee duizend Filistijnen dood.
16-17 ‘De een na de ander, sloeg ik duizend man dood, en dat met één ezelskaak!’ zei Simson. Hij gooide de kaak weg. Daarom heet die plaats nog steeds Ramath Lechi, ‘Kaakheuvel’.
18 Maar toen kreeg hij vreselijke dorst en bad: ‘Here, U hebt Israël vandaag door mij zo'n geweldige verlossing gegeven! Moet ik nu van dorst omkomen en in handen vallen van die onbesneden heidenen?’
19 Toen liet God de rots bij Lechi splijten en er kwam water uit. Nadat Simson had gedronken, keerde zijn kracht terug en hij leefde helemaal op. Daarna noemde hij die plaats ‘Bron van de man die aanriep.’ Die bron ligt daar nog steeds.
20 Simson was Israëls leider gedurende de volgende twintig jaar, maar het land bleef in handen van de Filistijnen.