14 Toen zei Debora tegen Barak: ‘Val aan! De Here Zelf gaat voor u uit! Hij heeft Sisera nu al in uw macht gegeven!’ Daarop daalde Barak met zijn tienduizend man de berg Tabor af, op naar de strijd.
15 Tegelijkertijd bracht de Here de soldaten en de wagenmenners van de vijand in paniek. Sisera sprong uit zijn wagen en vluchtte te voet.
16 Barak achtervolgde met zijn leger de vijandelijke troepen en hun strijdwagens tot aan Haroseth-Haggojim. Sisera's hele leger werd vernietigd en niet één man werd gespaard.
17 Intussen was Sisera te voet naar de tent van Jaël, de vrouw van de Keniet Eber, gevlucht, want er bestond een verdrag van wederzijdse hulpverlening tussen koning Jabin van Hazor en de familie van Eber.
18 Jaël kwam naar buiten, Sisera tegemoet en zei: ‘Kom gerust binnen, mijn heer. U hoeft niet bang te zijn.’ Hij kwam in haar tent en zij dekte hem toe met een deken.
19 ‘Geef mij alstublieft wat water,’ zei hij, ‘want ik heb zo'n dorst.’ Ze gaf hem wat melk te drinken en dekte hem weer toe.
20 ‘Ga bij de ingang van de tent staan,’ zei hij, ‘en als iemand langskomt die mij zoekt, zeg dan dat er niemand binnen is.’