9 ‘Goed,’ antwoordde Debora, ‘ik zal meegaan, maar ik waarschuw u van tevoren dat dan de eer van het verslaan van Sisera niet u, maar een vrouw te beurt zal vallen!’ Zo ging zij met hem mee naar Kedes.
10 Barak mobiliseerde de mannen van Zebulon en Naftali en vormde een leger van tienduizend man. Toen hij uitrukte, ging Debora met hem mee.
11 De Keniet Eber—de Kenieten waren nakomelingen van Mozes' zwager Chobab—had zich van zijn familie afgescheiden en was van plaats tot plaats getrokken tot aan de eik van Zaänaïm bij Kedes.
12 Toen generaal Sisera hoorde dat Barak zich met zijn troepen op de berg had gelegerd,
13 riep hij zijn hele leger met alle negenhonderd ijzeren strijdwagens bijeen en rukte van Harseth-Haggojim op naar de beek Kison.
14 Toen zei Debora tegen Barak: ‘Val aan! De Here Zelf gaat voor u uit! Hij heeft Sisera nu al in uw macht gegeven!’ Daarop daalde Barak met zijn tienduizend man de berg Tabor af, op naar de strijd.
15 Tegelijkertijd bracht de Here de soldaten en de wagenmenners van de vijand in paniek. Sisera sprong uit zijn wagen en vluchtte te voet.