6 Slechts driehonderd mannen dronken uit hun handen, alle anderen dronken geknield met hun mond uit het water.
7 ‘Ik zal de Midjanieten verslaan met deze driehonderd man!’ zei de Here tegen Gideon. ‘Stuur alle anderen naar huis.’
8 Nadat Gideon al het voedsel en horens die zij bij zich hadden had verzameld, stuurde hij hen naar huis, alleen de driehonderd mannen bleven bij hem achter.
9 Die nacht, terwijl de Midjanieten beneden hen in het dal lagen, zei de Here tegen Gideon: ‘Sta op, val de Midjanieten aan, want Ik zal u de overwinning bezorgen!
10 Als u echter nog voor de aanval terugschrikt, ga dan eerst met uw knecht Pura naar hun legerplaats.
11 Luister goed naar wat de mensen daar tegen elkaar zeggen! Dat zal u moed geven om aan te vallen.’ Gideon nam Pura mee en samen slopen zij in het donker naar beneden tot aan de buitenste wachtpost van het vijandelijke kamp.
12 De enorme legers van Midjan, Amalek en de stammen uit het oosten waren in het dal neergestreken als een zwerm sprinkhanen. Zij hadden een ontelbaar aantal kamelen bij zich, even talrijk als het zand op het strand.