36 Toen Gaäl hem zag naderen, zei hij tegen Zebul: ‘Kijk daar eens! Komen daar geen mensen van de berg af?’ ‘Welnee!’ antwoordde Zebul. ‘U ziet schaduwen voor mensen aan!’
37 ‘Nee, kijk eens goed,’ zei Gaäl. ‘Ik weet zeker dat ik mensen hierheen zie komen. En er komt ook een groep over de weg langs de Waarzeggerseik.’
38 Zebul keerde zich daarop triomfantelijk naar Gaäl. ‘Waar blijft u nu met uw grote mond?’ zei hij spottend. ‘Wie zei ook al weer: “Wat stelt Abimelech eigenlijk voor en waarom zou hij onze koning zijn?” Daar komen de mensen aan over wie u zo minachtend hebt gesproken! Vooruit, vecht maar tegen hen!’
39 Onder aanvoering van Gaäl vochten de mannen van Sichem tegen Abimelech.
40 Maar Gaäl werd verslagen en er vielen veel doden, de lijken lagen verspreid over de weg tot bij de stadspoort.
41 Abimelech woonde in die tijd in Aruma en daarom verdreef Zebul Gaäl en zijn broers uit Sichem, zij mochten niet langer in de stad blijven.
42 De volgende dag trokken de mannen van Sichem weer ten strijde, maar iemand had Abimelech van hun plannen op de hoogte gebracht.