1 Iemand die meent het alleen te weten, zoekt zijn eigen voordeel, hij verwerpt de wijze raad van anderen.
2 De dwaas heeft geen behoefte aan verstand, zijn dwaze hart ligt open.
3 Met de goddeloze komt ook de verachting en met de misdaden komt de schande.
4 Een verstandig man zegt diepzinnige dingen, de bron van wijsheid voedt een beek die nooit droog valt.
5 Het is niet goed om in een rechtszaak een schuldige onschuldig te verklaren en daardoor een oprecht mens te benadelen.
6 De dwaas veroorzaakt ruzie, zijn woorden hitsen op tot handgemeen.