31 Verlang niet naar de wijn, die rood fonkelt en heerlijk geurt in de beker, die drinkt wel heel gemakkelijk,
32 maar bijt uiteindelijk als een slang en spuwt gif als een adder.
33 Dan ga je kijken naar dingen die niet van jou zijn, en je mond zal vuile taal spuien.
34 Je voelt je dan alsof je op een schip bent en alles draait om je heen.
35 Je zult zeggen: ‘Ze hebben me geslagen en op me losgebeukt zonder dat ik iets merkte. Wanneer word ik weer wakker? Ik ben hard toe aan een slokje wijn.’