1 Eer past net zomin bij een dwaas als sneeuw past bij de zomer en regen bij de oogsttijd.
2 Een ongegronde vervloeking treft geen doel, hij zweeft weg als een mus, vliegt op als een zwaluw.
3 De zweep is er voor het paard, het bit is er voor de ezel en de roe is er voor de rug van de dwaas.
4 Ga niet in op de woorden van een dwaas, anders verlaagt u zich tot zijn niveau.
5 Weerleg de woorden van een dwaas, anders denkt hij misschien dat hij nog gelijk heeft ook.
6 Wie zijn woorden laat overbrengen door een dwaas, maakt het zichzelf moeilijk en berokkent zich schade.