17 Vlijtig gaat zij aan het werk, zij is met opgestroopte mouwen aan de slag.
18 Zij merkt dat haar werk vruchten afwerpt en het is dan ook vaak nacht voordat zij gaat slapen.
19 Snel schieten haar handen over haar spinnewiel, vaardig schikken zij het vlas.
20 Ze staat altijd klaar om een noodlijdende te helpen, iedereen kan op haar hulp rekenen.
21 Zij maakt zich geen zorgen om haar gezin wanneer de winter komt, want zij heeft voor mooie en warme kleding gezorgd.
22 Zij maakt voor zichzelf prachtige tapijten en draagt kleren van fijn linnen en prachtig gekleurde stoffen.
23 Haar man is een gezien figuur op de plaatsen, waar recht wordt gesproken en is een van de leiders van het land.