7 en zag, terwijl ik mijn ogen langs de onverstandigen liet gaan, een jongen die erg dom bezig was.
8 Hij liep over straat, naderde haar woning en liep er naartoe.
9 Het schemerde, het was bijna nacht.
10 Een vrouw kwam hem tegemoet, gekleed zoals bij haar beroep paste, doortrapt en op haar hoede.
11 Zij was ongezeglijk en losbandig en verbleef maar zelden in haar eigen huis.
12 Soms liep ze door de stad, soms hing ze op een straathoek rond.
13 Zij vloog hem om de hals, kuste hem en zei met een stalen gezicht: