7 Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.
8 Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man.
9 De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man.
10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen.
11 En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw.
12 Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God.
13 Oordeelt zelf: is het voegzaam, dat een vrouw met ongedekten hoofde tot God bidt?