1 Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten.
2 Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven.
3 Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de heilige Geest.
4 Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest;
5 en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here;