1 Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak,maar had de liefde niet,ik ware schallend koperof een rinkelende cimbaal.
2 Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette,maar ik had de liefde niet,ik ware niets.
3 Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand,maar had de liefde niet,het baatte mij niets.
4 De liefde is lankmoedig,de liefde is goedertieren,zij is niet afgunstig,de liefde praalt niet,zij is niet opgeblazen,