7 Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft.
8 Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.
9 Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.
10 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt.
11 Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.
12 Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro,
13 ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken.