6 Dit zeg ik om u tegemoet te komen, niet om u te bevelen.
7 Ik zou wel willen, dat alle mensen waren, zoals ikzelf. Doch iedereen heeft van God zijn bijzondere gave, de een deze, de ander die.
8 Maar tot de ongehuwden en de weduwen zeg ik: Het is goed voor hen, indien zij blijven, zoals ik.
9 Indien zij zich echter niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.
10 Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten –
11 is dit tóch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen – en een man moet zijn vrouw niet verstoten.
12 Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet verstoten.