1 Wat het offervlees aangaat, wij weten, dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht.
2 Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben, dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort;
3 maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend.
4 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén.