1 Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Here?
2 Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wèl; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.
3 Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen.
4 Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken?
5 Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas?
6 Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?