3 Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen.
4 Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken?
5 Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas?
6 Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?
7 Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?
8 Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen?
9 Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen?