1 Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde,
2 om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd, die nog rest in het vlees, te leven.
3 Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij.
4 Daarom bevreemdt het hen, dat gij u niet met hen stort in diezelfde poel van liederlijkheid, en zij belasteren u;
5 maar zij zullen daarvan rekenschap moeten geven aan Hem, die gereed staat om levenden en doden te oordelen.