1 Paulus, Silvanus en Timoteüs aan de gemeente der Tessalonicenzen in God, de Vader, en de Here Jezus Christus: genade zij u en vrede!
2 Wij danken God altijd om u allen, wanneer wij u gedenken bij onze gebeden,
3 onophoudelijk gedachtig aan het werk uws geloofs, de inspanning uwer liefde en de volharding uwer hoop op onze Here Jezus Christus voor het oog van onze God en Vader.
4 Immers, dat gij, door God geliefde broeders, verkoren zijt, weten wij,
5 omdat onze evangelieprediking niet slechts in woorden tot u gekomen is, maar ook in kracht en in de heilige Geest en in grote volheid; gij weet trouwens, hoedanigen wij bij u geweest zijn om uwentwil.
6 En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Here en gij hebt het woord onder zware verdrukking met blijdschap des heiligen Geestes aangenomen,
7 zodat gij een voorbeeld geworden zijt voor alle gelovigen in Macedonië en in Achaje.