6 Maar thans, nu Timoteüs van u tot ons teruggekeerd is en ons goede tijding gebracht heeft van uw geloof en uw liefde, en dat gij ons te allen tijde in goede herinnering houdt, even verlangend om ons te zien als wij u,
7 zijn wij dan ook, broeders, bij al onze nood en druk, vertroost over u door uw geloof,
8 want nu leven wij, als gij staat in de Here.
9 Want welke dank kunnen wij Gode over u vergelden voor al de blijdschap, waarmede wij ons om u verblijden voor onze God?
10 Nacht en dag bidden wij vurig, dat wij uw aangezicht mogen zien en voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt.
11 Hij, onze God en Vader, en onze Here Jezus, bane ons de weg tot u;
12 en u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen – zoals ook wij gezind zijn jegens u –,