1 Voorts dan, broeders, vragen wij en vermanen wij u in de Here Jezus, dat gij, zoals gij van ons vernomen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, zoals gij ook inderdaad wandelt, dat nog meer doet.
2 Want gij weet, welke voorschriften wij u gegeven hebben door de Here Jezus.
3 Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij,
4 dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat wete te verwerven,
5 niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals ook de heidenen, die van God niet weten,