4 dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat wete te verwerven,
5 niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals ook de heidenen, die van God niet weten,
6 en dat men zijn broeder niet slecht behandele of bedriege in deze zaak, want de Here is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en nadrukkelijk betuigd hebben.
7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging.
8 Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u immers ook zijn heilige Geest geeft.
9 Over de broederliefde is het niet nodig u te schrijven; immers, gij hebt zelf van God geleerd elkander lief te hebben;
10 gij doet dat dan ook ten aanzien van alle broeders in geheel Macedonië.Maar wij vermanen u, broeders, dit nog veel meer te doen,