1 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt:
2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht.
3 Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.
4 Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: