9 Als weduwe kome in aanmerking iemand niet beneden de zestig jaren, die de vrouw geweest is van één man;
10 inzake goede werken moet van haar getuigd kunnen worden, dat zij kinderen grootgebracht heeft, gastvrijheid bewezen, de voeten der heiligen gewassen, verdrukten ondersteund en alle goed werk behartigd heeft.
11 Maar wijs jonge weduwen af, want wanneer de zinnen haar van Christus aftrekken, willen zij huwen,
12 en halen een oordeel over zich, omdat zij haar eerste trouw hebben verzaakt.
13 Maar tegelijk wennen zij zich eraan de huizen rond te gaan bij gebrek aan bezigheid, en niet alleen zonder bezigheid, maar ook bezig met praatjes en al te bezig met het spreken over onbehoorlijke dingen.
14 Ik wil daarom, dat de jonge weduwen huwen, kinderen krijgen, haar huis bestieren, en niet door lasterpraat aan de tegenpartij vat op zich geven.
15 Want reeds zijn sommigen afgeweken, de satan achterna.