1 De oudste aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid hebben leren kennen,
2 om der waarheid wil, die in ons blijft en met ons zijn zal tot in eeuwigheid:
3 genade, barmhartigheid en vrede zal met ons zijn van God, de Vader, en van Jezus Christus, de Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.
4 Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader hebben ontvangen.
5 En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod zou schrijven, maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben: dat wij elkander liefhebben.