1 Maar als medewerkers (Gods) vermanen wij u ook de genade Gods niet tevergeefs te ontvangen,
2 want Hij zegt:ten tijde des welbehagens heb Ik u verhoorden ten dage des heils ben Ik u te hulp gekomen;zie, nú is het de tijd des welbehagens zie, nú is het de dag des heils.
3 Wij geven in geen enkel opzicht enige aanstoot, opdat onze bediening niet gesmaad worde,
4 maar wij doen onszelf in alles kennen als dienaren Gods: in veel dulden, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden,
5 in slagen, in gevangenschappen, in oproeren, in moeiten, in nachten zonder slaap, in dagen zonder eten,
6 in reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in rechtschapenheid, in de heilige Geest, in ongeveinsde liefde,