7 in de prediking van de waarheid, in de kracht Gods; met de wapenen der gerechtigheid in de rechterhand en in de linkerhand;
8 onder eer en smaad, in kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders en toch betrouwbaar;
9 als niet bekend en toch wèl bekend; als stervend en zie, wij leven; als getuchtigd, maar niet ten dode;
10 als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend.
11 Onze mond heeft zich tegen u geopend, Korintiërs, ons hart staat wijd open;
12 bij ons vindt gij niet te weinig ruimte, maar in uw binnenste is het te eng.
13 Maar dan ook gelijk op, – ik spreek als tot mijn kinderen – gij moet ook ruimer worden.