1 De oudste aan de geliefde Gajus, die ik in waarheid liefheb.
2 Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat.
3 Want het heeft mij zeer verblijd, als er broeders kwamen en van uw waarheid een goed getuigenis gaven, zoals gij dan ook in de waarheid wandelt.
4 Groter blijdschap ken ik niet, dan dat ik hoor, dat mijn kinderen in de waarheid wandelen.
5 Geliefde, gij handelt trouw in alles wat gij aan de broeders doet, en dat nog wel aan vreemdelingen,