4 en evenmin van onwelvoegelijkheid en zotte of losse taal, die geen pas geven, doch veeleer van dankzegging.
5 Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God.
6 Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.
7 Doet dan niet met hen mede.
8 Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts,
9 – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid –,
10 en toetst wat de Here welbehagelijk is.