19 en ik zag geen ander van de apostelen dan Jakobus, de broeder des Heren.
20 Wat ik u schrijf, zie, voor het aangezicht van God, ik lieg niet.
21 Daarna ben ik gegaan naar de streken van Syrië en van Cilicië.
22 En ik was aan de gemeenten van Christus in Judea van aanzien onbekend.
23 Alleen hoorden zij telkens: hij, die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof, dat hij tevoren trachtte uit te roeien.
24 En zij verheerlijkten God in mij.