2 Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?
3 Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?
4 Was het dan tevergeefs, dat gij zoveel hebt ondervonden? Ware het slechts tevergeefs!
5 Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, (doet Hij dit) ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?
6 Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend.
7 Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn.
8 En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden.