9 Doch Saulus, anders gezegd Paulus, vervuld met de heilige Geest, zag hem scherp aan, en zeide:
10 Zoon des duivels, vol van allerlei list en streken, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen des Heren te verdraaien?
11 En nu, zie, de hand des Heren keert zich tegen u, en gij zult een tijd lang blind zijn en de zon niet zien. En terstond viel op hem donkerheid en duisternis, en rondtastende zocht hij iemand om hem bij de hand te leiden.
12 Toen de landvoogd zag, wat er gebeurd was, kwam hij tot geloof, zeer getroffen door de leer des Heren.
13 Paulus en die met hem waren, voeren af van Pafos en kwamen te Perge in Pamfylië; maar Johannes scheidde zich van hen af en keerde weder naar Jeruzalem.
14 Doch zelf gingen zij van Perge verder en kwamen te Antiochië in Pisidië, en op de sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde, namen zij plaats.
15 En na de voorlezing van de wet en de profeten lieten de oversten der synagoge hun vragen: Mannen broeders, indien gij een woord van opwekking voor het volk hebt, spreekt het dan.