12 en zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was, die het woord voerde.
13 En de priester van Zeus-voor-de-stad bracht stieren en kransen aan bij het poortgebouw en wilde met de scharen offeren.
14 Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden zij hun mantels en sprongen naar voren onder de schare,
15 uitroepende: Mannen, wat doet gij daar? Ook wij zijn maar zwakke mensen zoals gij en verkondigen u, dat gij u van dit ijdel bedrijf moet bekeren tot de levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat erin is gemaakt heeft.
16 Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan,
17 en toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken.
18 En hoewel zij zo spraken, konden zij ternauwernood de scharen weerhouden hun te offeren.