18 welke van eeuwigheid bekend zijn.
19 Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen,
20 maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed.
21 Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen.
22 Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders.
23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië.
24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden,