4 En hij hield elke sabbat besprekingen in de synagoge en trachtte Joden en Grieken te overtuigen.
5 En toen Silas en Timoteüs uit Macedonië kwamen, wijdde Paulus zich geheel aan de prediking, waarin hij de Joden betuigde, dat Jezus de Christus is.
6 Maar toen dezen zich verzetten en lasterden, schudde hij zijn kleren uit en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben er rein van, voortaan zal ik mij tot de heidenen wenden.
7 En hij vertrok vandaar en kwam in het huis van iemand, genaamd Titius Justus, die God vereerde, wiens huis naast de synagoge stond.
8 En Crispus, de overste der synagoge, kwam tot geloof in de Here met zijn gehele huis, en vele van de Korintiërs, die hem hoorden, geloofden en lieten zich dopen.
9 En de Here zeide in de nacht door een gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet;
10 want Ik ben met u en niemand zal het op u toeleggen om u kwaad te doen, want Ik heb veel volk in deze stad.