32 En nu, ik draag u op aan de Here en het woord zijner genade, aan Hem, die bij machte is te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden.
33 Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd;
34 zelf weet gij, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen, die bij mij waren, hebben voorzien.
35 Ik heb u in alles getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken en zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.
36 En toen hij dit gezegd had, boog hij de knieën en heeft hij met hen allen gebeden.
37 En zij barstten allen in groot geween uit en vielen Paulus om de hals en kusten hem herhaaldelijk,
38 het meest bedroefd over het woord, dat hij gesproken had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden. En zij deden hem uitgeleide naar het schip.