25 Maar inzake de heidenen, die tot het geloof gekomen zijn, hebben wij als ons oordeel geschreven, dat zij zich hebben te wachten voor wat de afgoden geofferd is, voor bloed, voor het verstikte en voor hoererij.
26 Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de volgende dag met hen, ging in de tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was.
27 Toen nu de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel, en brachten al het volk in opschudding en zij sloegen de handen aan hem,
28 al schreeuwende: Help, mannen van Israël! Dit is de mens, die tegen het volk, de wet en deze plaats overal allen leert, en nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontwijd!
29 Want zij hadden al eerder Trofimus uit Efeze met hem in de stad gezien, en zij meenden, dat Paulus hem in de tempel had gebracht.
30 En de gehele stad kwam in rep en roer, het volk liep te hoop en zij grepen Paulus en sleurden hem de tempel uit; en terstond werden de poorten gesloten.
31 En terwijl zij hem poogden te vermoorden, kwam bericht in bij de overste der bezetting, dat geheel Jeruzalem in opschudding was;