18 Deze nam hem mede en bracht hem bij de overste en zeide: Paulus, de gevangene, heeft mij geroepen, en verzocht deze jongeman bij u te brengen, daar hij u iets te zeggen heeft.
19 De overste nu nam hem bij de hand en ging terzijde en vroeg hem: Wat hebt gij mij te melden?
20 En hij zeide: De Joden hebben afgesproken om van u te begeren, dat gij Paulus morgen voor de Raad brengt, daar deze op een bepaald punt nauwkeuriger over hem wil worden ingelicht.
21 Doch laat u niet door hen ompraten, want meer dan veertig mannen uit hun midden loeren op hem. Zij hebben zich met een vervloeking verbonden te eten noch te drinken, voordat zij hem omgebracht hebben; en nu staan zij gereed en wachten slechts op uw toezegging.
22 De overste dan liet de jongeman gaan en beval hem: Laat u tegen niemand erover uit, dat gij mij dit hebt te kennen gegeven.
23 En hij riep een tweetal hoofdlieden bij zich en zeide: Laat tweehonderd soldaten zich gereed houden om naar Caesarea te trekken en zeventig ruiters en tweehonderd lansdragers omtrent het derde uur van de nacht;
24 en laat men rijdieren voorbrengen om Paulus daarop te zetten en veilig over te brengen naar stadhouder Felix.